Het is bekend dat er al ver voor Christus angorageiten bestonden.
Reeds 3500 jaar v. Chr. moeten de Sumeriërs in Centraal Azië (Mesopotamië) angorageitachtige dieren hebben gehad welke als vroeg gedomesticeerde vorm van de wilde bezoargeit kunnen worden beschouwd.
Bij de stad Ur zijn mozaëeken gevonden uit de tijd rond 2500 v. Chr., waarop geiten met vachten en horens worden afgebeeld welke sprekend lijken op angorageiten.
In de 13e eeuw na Chr. is de geit door Turkse invasies overgebracht naar de hoger gelegen streken van Klein-Azië, met als centrum de stad Angora, het huidige Ankara (op z’n Turks Engurieh).
In 1541 exporteerde de Hollandse ambassadeur van Karel V in Constantinopel als eerste een paar geiten naar Holland.
In 1725 namen de Hollanders de geit mee naar Kaap de Goede Hoop.
Vooral midden 19e eeuw werden veel geiten geëxporteerd naar de VS en Australië, maar ook naar landen als Canada, Argentinië en Nieuw-Zeeland.
In de eerste helft van de 19e eeuw nam de vraag naar mohair, door de beginnende industrialisatie, sterk toe, vooral in Engeland. De Turken trachten de mohairproductie op te voeren door de angorageit te kruisen met andere inheemse geitenrassen.
Het gevolg was, dat in Turkije het aantal raszuivere angorageiten sterk terugliep en sinds 1880 bestaat er dan ook een uitvoerverbod voor bokken.
Er zijn op de hele wereld ongeveer 7 miljoen angorageiten. De meeste komen voor in Zuid-Afrika, gevolgd door de VS (Texas) en Turkije.
Maar ook komen ze voor in Australië, Canada, Argentinië en Nieuw-Zeeland. De Europese dieren komen voor in Nederland, België, Duitsland, Frankrijk, Engeland, Schotland en Denemarken.
Ze zijn vrijwel allemaal geïmporteerd uit Canada (Denemark-en heeft een aantal geïmporteerd uit Nieuw-Zeeland).
Dit hangt enerzijds samen met het feit dat import uit Canada relatief eenvoudig is, ander-zijds kunnen de Canadese geiten goed tegen temperatuurverschillen.